Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij zullen hun zonde, welke zij gedaan hebben, [10]belijden; daarna zal [11]hij zijn [12]schuld weder uitkeren, naar de hoofdsom daarvan, en [13]derzelver vijfde deel zal hij daarboven toedoen, en zal het dien geven, aan wien hij zich verschuldigd heeft. 10. Te weten, voor den priester, als die de offerande doen moest en het goed van des Heeren wege mocht tot zich trekken, geen losser voorhanden zijnde, vs.8, en vergelijk Lev.5:5,6,10,11,12,13. 11. Te weten, de schuldige. 12. Dat is, hetgeen hij zijn naaste ontvreemd heeft, waarmede hij zich schuldig heeft gemaakt. 13. Te weten, om daarmede te vergelden de schade, die de eigenaar geleden heeft, zijnde beroofd geweest van het gebruik van zijn goed.